dinsdag 26 november 2013

Nachtelijk avontuurtje

Afgelopen week was ik met mijn moeder een weekje in Nederland.
We hebben een zomerhuisje van onze familie in Twente waar we in kunnen als we in Nederland zijn.
Is wel zo lekker, dat je niet altijd verplicht bent om bij familie en vrienden te logeren. Niet dat dat niet leuk is maar het is ook lekker om even alleen te zijn. Zeker als je in la douce France woont waar alles lekker relaxed is (naja bijna alles dan) en je in het overvolle en drukke Nederland komt.

We zijn 's morgens vertrokken en negen uurtjes, drie plaspauze's, drie cd's van Christophe Maé en een aantal anderen later sta je voor het huisje. De reis ging eigenlijk best goed. Totdat het mistig en donker begon te worden. We zijn allebei zo nachtblind als een paard, ik nog wat erger dan mijn moeder. Zo zie ik een middenberm voor een rotonde aan, een hoop sneeuw voor een dooie kat (tranen sprongen me al in de ogen), een boom voor een zwijn, een rivier voor een weg en de weg voor een rivier. Ik zie de witte strepen niet en als ik een tegenligger heb kan ik niet zien of die op mijn of zijn eigen weghelft rijdt. Aangezien wij aankwamen op de dag van de intocht van Sinterklaas heb ik even een bijpassende zin bedacht. Luister goed naar wat ik zeg, ik met mijn uiterst goede ingebouwde tomtom (ahum) en nachtblindheid, brengen u altijd op weg (het is alleen de vraag welke weg).

Om maar aan te geven hoe erg het is gesteld met mijn nachtblindheid heb ik nog wel een leuk (najah het is maar wat je leuk noemt) verhaal. Ik was ooit met mijn moeder bij een Ladies Event, ik weet het vreselijke titel en zoals verwacht liepen er veel vrouwen, dames en mutsen rond.
Er was een Mini stand en we wilden wel graag een proefrit maken in een Countryman model.
Het was allang donker, maar agh zo erg is het nou ook weer niet, dacht ik.
Een erg leuke jongen ging met ons mee en we reden de bossen in. Toen we op de helft waren (ging allemaal prima) wisselden mijn moeder en ik. Ik zou het laatste stuk rijden over een zandpad.
Ik trapte flink het gas in en vond dat de vering het goed deed. De jongen vond het allemaal leuk omdat, mannen denken nou eenmaal zo, vrouwen vaak truttig rijden. Net toen ik dat beeld wat de man over de vrouw heeft qua autorijden aan het veranderen was, schreeuwde hij het uit: 'REM, REM, REM!'. Uit schrik trapte ik vol de rem in en gooide het stuur naar rechts. De uiterst leuke jongen keek niet meer zo leuk en zat met een bonzend hart en half hyperventilerend naast me. 'Wat doe je?' vroeg hij verschrikt en buiten adem. 'Sorry, ik ben een beetje nachtblind' was mijn nietsvermoedende reactie. Bleek dat ik met negentig kilometer per uur zo een hele drukke weg over wilde stuiven. Ik heb die hele weg niet gezien en kon gelukkig op het laatste nippertje het mooie kontje van de countryman naar rechs gooien. 'Vrouw aan het stuur bloed aan de muur' nee hè toch dat beeld niet kunnen veranderen. Vandaar dat de Mini geen countrywoman heet. De jongen was ergens geschokt anderzijds verscheen er toch een lichte glimlach op zijn gezicht. Maar of dat nou te maken had met dat hij zojuist was ontsnapt aan de dood of dat hij mij aardig vond, geen idee. Ik ga maar uit van dat laatste dat is nog altijd de meest positieve gedachte. Heel voorzichtig parkeerde ik de auto op het terrein en hij stapte snel uit. Ik heb hem maar bedankt voor de leuke en spannende proefrit. De rest van de avond heb ik met een rood hoofd rondgelopen en de mensen bij de mini stand kenden me aan het einde van de avond allemaal. Vast omdat ik zo aardig tegen ze deed!

Goed, mijn moeder reed door de mist en na een tijdje tuffen en ik na tien keer denken dat iets een rotonde was en hielp begeleiden waar we er nou af moesten ('nee dat is een berm, nee dat is een oprit, ja ik denk ook dat dat een afslag is') kwamen we eindelijk aan. Beiden aardig gesloopt, maar de auto was nog heel.
Koud dat het was! Kachel aan, senseo installeren, alle deuren open en straalkacheltjes aan om de klamte uit het huisje te halen.

Niets is lekkerder dan een elektrische deken, dat besef was er vrijwel direct na aankomst.

Wij zijn niet alleen beiden nachtblind, maar ook bang in het donker. Juist omdat we zo slecht zien en daardoor ons gehoor beter zijn best doet.
Wij horen altijd van alles en kunnen elkaar ontzettend bang maken. 'Hé zie ik daar nou wat in de bosjes?' 'Hoorde jij dat ook?' 'Wat was dat?' zijn de standaard vragen die wij elkaar stellen in het donker. Beiden hiervan bewust hebben wij deze vragen niet of nauwelijks aan elkaar gesteld.

Mijn broer houdt van een geintje en aangezien hij niet al te ver weg van dit vakantiehuisje woont hadden we van tevoren ons er al op voorbereid dat hij misschien 's nachts wel eens zou kunnen gaan rondspoken.
Op de ramen tikken, om het huisje lopen (lees: een houten huisje in het bos, absoluut geen vakantiepark ligging) of aan de deurklink rammelen.
We hadden het hem maar vast gezegd dat hij dat niet moest doen, wij zouden hem zonder twijfel neermeppen met een houten krukje, stofzuiger stang of wurgen met een BH. Tsjah, wie niet ziet in het donker gaat ook niet kijken wie het is natuurlijk.
Nou hadden wij het grote voordeel dat mijn broer ook erfelijk is belast.
We zouden hem van verre al aan horen komen omdat hij zou lopen te vloeken als hij tegen een boom aan zou lopen of met zijn hoofd tegen de deur zou knallen.
We hebben geslapen als roosjes.

Volgende week het vervolg op ons bezoek aan Nederland.

Deze sluit ik af met een wijze uitspraak:
Ze zeggen wel eens: 'wat je niet ziet, bestaat ook niet'. Heel gevaarlijk die uitspraak, is mijn ervaring. Nee om er toch maar een positieve draai aan te geven:
'Wil je 's nachts een leuk en spannend avontuur beleven? Dan moet je je naast iemand met nachtblindheid in de auto begeven'

woensdag 13 november 2013

Kastanjes op de Harley

Wat is er ontzettend belangrijk in Frankrijk?

Juist; eten. 
Veel eten. Vaak eten, met elkaar eten.
Eigenlijk iets dat wij Nederlanders niet zo goed kennen.
Ik heb een aantal Franse vrienden en als ik die vertel dat het in Nederland heel gewoon is om tussen de middag een half uurtje pauze te hebben en dan moederziel alleen in de kantine je plastic broodtrommeltje met Snoopy erop open te maken en daar een droge, bruine boterham met kaas uit te halen, kijken ze mij verbijsterd aan.

'Dat is toch geen eten?' krijg ik dan te horen. En ze hebben gelijk. Dat is namelijk vreten. 
Ik weet nog goed dat ik twee jaar in een callcenter heb gewerkt. Dan moest je uitloggen en in je systeem invullen of je met pauze ging, of je naar de wc moest (roken in vele gevallen trouwens) of dat je je klant afhandelde in het systeem (maar dat mocht eigenlijk niet want je moest door, door, door!). Was je ingepland om twaalf uur voor je middagpauze dan werd je tot op de minuut in de gaten gehouden. Dat betekende klokslag twaalf uur je systeem op middagpauze zetten. Moest je naar de kantine lopen (drie minuten verder), je eten opeten (proppen) en weer terug (weer drie munten verder) eigenlijk had ik dus maar vierentwintig minuten om mijn uitgedroogde, geplette (ik heb altijd teveel rotzooi in mijn tas), kleffe bruine boterham naar binnen te werken. Moest ik tot tien uur 's avonds werken dan had ik ook maar een half uur, correctie; vierentwintig minuten, de tijd om mijn huzarenslaatje, kleffe hamburger-uit-de-magnetron-met-plastic-kaas én mijn cup-a-soup naar binnen te werken. Met als resultaat dat ik altijd misselijk was en vreselijk moest boeren. Gelukkig hadden we een mute knop op onze headset dus de klant kreeg er weinig van mee. En dan te bedenken dat de klanten met een overheidsdienst belde, ze moesten eens hebben geweten wat er allemaal achter de telefoon zat. 

Hier hebben ze twee uur de tijd voor hun maaltijd. En die tijd nemen de meesten ook echt. 
Velen eten warme maaltijden en meer dan eens met een alcoholische versnapering erbij. 
Eigenlijk is dat toch veel beter voor je darmen (eh, even de alcohol daarbuiten gelaten)? Je neemt de tijd om te eten, je rust een beetje uit en kan daarna, wanneer de boel goed is gezakt, weer lekker aan de slag. 
Je zit tenminste niet met die steen in je maag of zwaar boerend je werk te doen.
In Nederland eten veel mensen zelfs in hun auto, op de fiets of aan hun desk terwijl ze doorwerken. 
Tijd is geld. 

Brood eten ze hier ook, naderhand, om hun bord mee schoon te maken.
Nou eet ik ook nog steeds brood tussen de middag. Wel veel uitgebreider dan in Nederland. Lekker met kaas, ham en tomaat erop. Snufje peper, zout en een flinke pluk basilicum. 
Daarna nog eentje met zoetigheid. Lekkere fruithagel uit Nederland of chocopasta. 
Ja de broodbakmachine bij ons thuis mag elke dag zijn werk doen. Want van stokbrood raak je op den duur ook aardig verstopt. 

Ik vind het bijzonder hoeveel eet feesten hier zijn. Enkelen van de velen die ik ben tegengekomen zijn onder andere; feest van het stokbrood, feest van de bramen, feest van de kreeft en feest van de kastanje. 
En er komt echt veel volk op af. 
Wij zijn laatst naar het feest van de kastanje geweest en het was filerijden.
In een gehucht waar nooit wat te doen valt waren tientallen kraampjes en heel veel eettentjes. Honderden mensen waren er en de auto's stonden her en der geparkeerd. Logica was er niet. Op den duur was alles zo vol geparkeerd dat de wegen automatisch éénrichtingswegen werden. Mocht iemand het dan toch proberen kon die mooi terug de steile helling op in z'n achteruit.
In Nederland zou dat ondenkbaar zijn. Meerdere feesten meegemaakt en zelfs op het platteland (ja stadsmensen zijn nou eenmaal gehaaster, sorry) waren er irritaties, toeter- en scheldpartijen. 
Hier niets daarvan. Mensen zwaaien en lachen vriendelijk. Er liepen mensen met kinderwagens en die tilde ze gewoon over de auto's heen als ze er niets langs konden. 


Sommigen kwamen weer een bekende tegen en geneerde zich niet de auto maar even stil te zetten, uit te stappen en elkaar even een begroetingskus te geven. Een tafereel dat ik overigens hier praktisch dagelijks zie en wat ik heerlijk vind. En waar ikzelf inmiddels ook al aan meedoe. 

Goed, terug naar de kastanjes.
Tassen en manden vol werden er meegenomen. Er werden dingen bereid met kastanjes en het was een schilderachtig tafereel. Al die kraampjes met op de achtergrond de bergen. Mannen die eruit zien alsof ze bij de meest ruige motorclub zitten (gespierd en onder de tattoo's) en met een roze tasje lopen gevuld met kastanjes en in de andere hand een worst. Ik zie dan al helemaal voor me dat ze op hun Harley naar huis rijden en vervolgens thuiskomen met hun roze tasje. Hun vrouwen wachtend met smart en dat ze samen boven een vuurtje de kastanjes gaan poffen in hun lederen outfit mét zonnebril en kisten. 


Mijn fantasie slaat weer eens op hol en ik krijg daardoor een ingenieus idee.
Misschien zouden we in Nederland ook eens aan echte eet feesten moeten doen. 
Maar dan niet voor kleffe, droge bruine boterhammen of bramen met hondsdolheid. Kreeften zijn ook niet aan mij besteed en kastanjes lust ik niet. 
Nee als ik het voor het zeggen had zou ik voor het Nederlandse volk het feest van de stroopwafel invoeren en voor mijzelf: het feest van de boterhamworst.



maandag 4 november 2013

Meer dan vijftig tinten grijs

Een paar huizen verderop woonde een echtpaar, een echtpaar met duistere, donkere plannen.
Waar niemand wat van af wist. Tot die ene dag...

Het huis ligt pal aan de straat.
Het heeft een gelakte houten deur met een raampje en van dat tralies vlechtwerk ervoor. 
Een gouden knop die inmiddels al zo vaak is gebruikt dat het goud er lichtjes afbladderd en je er een grijze waas doorheen ziet. 
Je komt binnen in een smalle, donkere hal. Op een tafeltje staat een uitgedroogd en uitvallend bloemstuk. 
De muren zijn bekleedt met bloemetjes behang. Bruin uitgeslagen, waarschijnlijk van de potkachel en de vele sigaretten die er zijn gerookt. Op de vloer ligt zalmroze vloerbedekking met slijtageplekken. Je ziet de wit-gele weefsels er dwars doorheen komen. 

Links is de keuken, ouderwets. Zwart witte tegeltjes en een kantine keuken (oftewel simpel en goedkoop en een beetje viezig). Door het woeste groengebloemde behang doet de keuken ontzettend vol aan ondanks dat er maar een klein rond tafeltje in het midden staat en twee stoeltjes, verder staat er helemaal niets. 
De kamer achter de keuken is de slaapkamer. Geel geribbeld behang, groene vloerbedekking en een antiek uitziend eiken bed compleet met wit gehaakte sprei. 

Een kleine lichtroze toilet en een bruine badkamer aangrenzend aan de slaapkamer. Als je van de keuken terug de gang in gaat is aan de overkant het kleine woonkamertje. Een bruin lederen bank die al vele rimpels telt en al aardig is uitgezakt. Een salontafel met een stenen ronde asbak, ha, er werd inderdaad gerookt! Op een klein tafeltje een ouderwetse beeldbuis. Er staat nog een eiken kast in de kamer met crèmekleurig serviesgoed erin. 

Het huis is te koop. 
Uit nieuwsgierigheid en aangezien ik sinds kort in de makelaardij zit besloot ik er eens een kijkje te nemen. 
Muf was het eerste woord dat in mij opkwam toen ik daar naar binnen stapte. 
Toen ik alles had bekeken en door de slaapkamer terugliep zag ik iets onder het bed uitsteken. Een kistje.
Ik ging op mijn knieën zitten op de groene vloerbedekking en keek onder het bed, trok het kistje eronder vandaan. Met mijn hand veegde ik er een laag stof af. 'Mémoires' stond in het mahoniehouten kistje gekerfd. Er zat geen slotje op, alleen een lipje zoals op een sigarenkistje. Jemig kan ik dit wel open maken dacht ik bij mezelf. Najah geen haan die ernaar kraait en ik ben nou eenmaal erg nieuwsgierig. 
Het deksel zat wat vastgeplakt aan de bodem toen ik hem open wilde maken dus ik deed voorzichtig mijn nagels in de richel.

Hij schoot open en ik zag een stapel brieven en een aantal foto's.
Ja hoor, ik ben beland in het privéleven van de voormalige bewoner of bewoonster van dit huis. Het enige dat ik wist was dat er een echtpaar had gewoond en dat het huis met inboedel verkocht moest worden. Niemand die dus dit kistje belangrijk vond. Ik kon mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en pakte een brief. Met een schitterend aan-elkaar-geschreven handschrift las ik de eerste woorden: 'Chère Céline,....'
Ik las verder en de meest prachtige poëtische teksten stonden in de brief. Liefdesverklaringen en stiekeme ontmoetingsplekken. Ik keek eens goed naar de brief en zag dat deze als jaartal 1942 had. 
Ik vond zwart-wit foto's met barstjes erin, hoekjes omgevouwen. Eén van een jonge vrouw, donkergolvend haar en een bleke huid, een lichtgekleurde jurk met roesjes aan de onderkant. Een andere van een jongeman met lichtgekleurd haar stijl achterover gekamd, een ondeugende blik in zijn ogen met een sigaret in zijn mond, geruit overhemd, donkere broek en bretels. 

Ik voelde me er toch wat onprettig bij en pakte de brief die ik had gelezen en pakte de rest van de stapel en wilde de brief achter het elastiekje schuiven om hem bij de andere, waarschijnlijk liefdes-, brieven te voegen. Toen viel er een kettinkje tussen het pak papier uit op de bodem van het kistje. 
Een zilveren ketting met een rond medaillon. Ietwat twijfelend pakte ik de ketting op en zag dat het medaillon open kon. Nagel ertussen en hij viel open. Er zat een klein fotootje aan de linkerkant, overduidelijk de twee mensen die ik eerder op de andere foto's had gezien. Aan de andere kant zat een foto van twee handen in elkaar gevouwen. Ik knipte hem dicht en keek op de achterkant, daar stond gegraveerd: 'C & L pour toujours'.
Wauw. Zoiets kan ik toch niet zomaar terugzetten en het risico lopen dat de koper van dit huis het weggooit? Al die mooie brieven, hun liefdesleven, hun verlangens naar elkaar, hun gemis, hun zorgen die ze uitspreken over de oorlog en hun toewijding naar elkaar... dit kan ik niet laten gebeuren.

Ik moest erachter zien te komen wie deze mensen waren. 
Ik fantaseerde al erop los wat een romantische tijd dat moet zijn geweest voor die mensen. Zag beelden voor me met stiekeme ontmoetingen in het bos, handjes vasthouden en dan eindelijk een kus (tegenwoordig worden die eerste zaken eigenlijk allemaal overgeslagen lijkt wel). Plots plofte mijn wolkje uiteen...wie weet waren ze al jaren uit elkaar. Of hadden ze een vechtscheiding achter de rug. En als ik naar hen keek op de fotos leken ze daar al twintigers dus misschien waren ze allang dood. Natuurlijk zijn ze dood anders staat dit huis ook niet te koop.
Een brok in mijn keel. Bah.
Ik liep door het dorp met het kistje terug naar huis. Thuis besloot ik hem in de kast te bewaren en was vastbesloten erachter te komen van wie het was. 
Mochten ze niet meer leven had ik het idee hem te begraven, ik vond het raar om dit aan eventuele kinderen te geven. Misschien stonden er ook wel privé dingen of geheimen in. De eigenaar had het allang overgedragen aan erfgenamen als diegene dat had gewild.

Ik zat bij de kapper en besloot (aangezien een kapper alles weet, althans, dat zeggen ze altijd) te vragen wie er in dat huis hadden gewoond. 'Oh, dat waren Céline en Ludovic' zei de kapper. C&L pour toujours, dus toch! 
'Hij heeft zes maanden geleden zijn heup gebroken en kon niet meer terugkeren naar huis en is in een bejaardentehuis gestopt. Zijn vrouw was licht dementerend en kon daar ook niet alleen blijven, haar zoon heeft zich over haar ontfermd maar die kan dit ook niet langer aan, voor haar zoeken ze nu ook een tehuis'.
'Kunnen ze niet samen dan?'.
'Nee, proberen ze wel maar kans is groot dat dat niet gaat lukken. Waarom wil je dat weten?'
'O, gewoon'.
De kapper vervolgde de roddels over andere buurtgenoten en knipte er driftig op los. 

Ze leven dus nog. 

Na een paar dagen liep ik met de hond weer langs het huis met het te koop bord voor de luiken. 
Ik stond even stil en voelde me al dagen naar na dit verhaal. Twee mensen die al zo lang bij elkaar zijn, die ruk je toch niet uit elkaar op het eind?
Plots stond een buurtgenoot naast me. 'Heb je het al gehoord?' zei hij.
'Wat?'
'Ze zijn weer samen. Ze hebben haar in de kamer naast hem kunnen plaatsen.'
'O, wat fijn voor die mensen' 
Geen idee waarom hij mij dit verhaal vertelde, misschien had hij mijn interesses wel weer gehoord van de kapper en dat hij het daarom maar kwam melden. 
Mijn hart maakte een vreugdedansje. 
Ik vroeg hem in welk tehuis ze verbleven en besloot diezelfde middag het kistje af te leveren.

Na een half uurtje rijden zag ik de witte muren van het bejaardentehuis al in de verte.
Er was zat parkeerruimte en ik had het kistje in een dekentje gepakt. Zulke herinneringen moeten gekoesterd en warm gehouden worden was mijn nogal zoetsappige idee erachter.
Door glazen schuifdeuren kwam ik binnen in een grote hal met gladde, glanzende witte tegels. 
Een vrouw achter de balie keek vriendelijk naar me en knikte.
Ik liep naar haar toe en zei dat ik Ludovic en Céline zocht, ze zouden hier onlangs zijn komen wonen.
Gelukkig vroeg ze niet naar de achternaam (wist ik natuurlijk ook niet) want ze wist direct over wie ik het had.
'Ogh, die twee lastpakken... ja die man is hier een half jaar geleden komen wonen en zij sinds kort. We hebben al heel wat met die oudjes te maken gehad. 91 en 94 maar ze gedragen zich als pubers.' Ze zuchtte, rolde met haar ogen en zei 'Derde verdieping, kamernummers 314 en 315, eh wie bent u eigenlijk?'
'Een ver familielid' zei ik vastberaden.

Ik liep naar de liftdeuren, drukte op het knopje en binnen een paar tellen gingen de deuren open. Tl-balk boven mijn hoofd, een klein bankje (wel zo handig met die oudjes) en een spiegel. Ik keek mezelf aan in de spiegel. Onder mijn arm een dekentje met daarin een liefdesleven dat al meer dan zeventig jaar teruggaat. 
De lichtgevende cijfers boven de deur springen op de drie en de deuren gaan open. Ik stap uit de lift en kijk een lange gang in, rijen tl-balken boven mijn hoofd en er hangen wat kunstwerken aan de muur. Groene vloerbedekking met cirkels erop. Ik kijk naar de bordjes in de lucht en zie staan 300-315 met een pijl naar rechts. Ik sla het gangpad in en er staat een verzorgster aan het einde van het pad. Daar zie ik boven de deur 315 staan. Ze kijkt me aan en lijkt uitgeblust en wil overduidelijk mij vertellen waarom.
'Die oudjes. Ze worden met de jaren ondeugender. Ze mogen niet bij elkaar op de kamer, ik heb het ze al tien keer verteld en al tien keer uit elkaar gehaald overdag. Zaten ze elkaars eten op te eten enzo, dan kunnen wij niets meer controleren, gek wordt je ervan!' ze zucht en ziet er bezweet uit.
'Maar wat ze vannacht geflikt hebben slaat echt alles..' ze kijkt nog uitgebluster.
'Oh ehm nou ik ehm kwam eigenlijk alleen even..' ze onderbreekt me en gaat direct verder waar ze gebleven was.
'Ik moest haar vanmorgen vroeg wassen en ze is dementerend, kom ik in haar kamer is haar bed dus gewoon leeg hè en het was overduidelijk dat er niemand in had gelegen. Haar pyama was weg en haar pantoffels stonden er nog. Ik overal kijken, geen Céline. Ik in alle staten; in het restaurant gezocht, de gymruimte, de koffieruimte, de biljartkamer, bij de bar want ze lust ze graag maar niets hoor. Ik als de dood dat ze ongemerkt de straat op zou zijn gegaan met haar verstrooide hoofd. Komt een andere verzorgster naar mij toe in alle staten. Hoofd van de afdeling erbij en wat denk je?'
'Ja, eh geen idee!' zei ik met allemaal beelden in mijn hoofd van een 94-jarige vrouw in pyama zonder pantoffels met een glas bier in haar hand.
'We gingen terug naar boven en bij 315 gooide mijn collega de deur open. En wat denk je? Liggen ze samen in bed! Lepeltje-lepeltje te snurken met z'n tweeën. Op een matras van tachtig centimeter breed. Ongelofelijk waar ze het lef vandaan haalt. En dacht je dat ik haar bij hem weg kreeg?'
Ik kon mijn lach bijna niet bedwingen en keek haar zo begripvol mogelijk aan al leek het waarschijnlijk meer op dat ik buikkramp had.

Ze keek me aan en slaakte een zucht. 'Tsjah, zo zie je maar hè, je bent gewoon een voetveeg en die oudjes steken de gek met je aan. Vreselijk'. Al mopperend pakt ze een schoonmaakemmer en loopt in snelle korte passen door de gang. 
Ik zag dat de deur van 314 een klein kiertje open stond. Ik besloot het kistje met dekentje snel om de hoek in de kamer te zetten. Ik had al genoeg van hun privéleven gezien.

Ik voelde me blij en opgelucht. Er kwamen beelden in mijn hoofd van twee rimpelige lijfjes in flanellen pyama in een veel te klein bedje. Hij met zijn ondeugende blik kijkend naar haar golvende haren terwijl hij achter haar ligt. En zich nergens wat van aantrekken.
Ja, daar krijgen ze het nog druk mee met die twee. Heerlijk.

Pour toujours; hiervan is geen woord gelogen.