vrijdag 20 november 2015

Kak Nederlanders

'Ach, ja hoor, wedden dat het een Nederlander is?'.
Was het eerste wat ik zei toen we op het parkeerterrein van de plastic-is-fantastic winkel But kwamen. 
Een dikke zwarte Volvo Jeep off the road. Zo'n ding met aluminium velgen, zwarte metallic lak, hoge instap en een grote gril waar ieder roodborstje doorheen wordt gezogen. 
Zo'n ding die altijd naar 'nieuw' blijft ruiken van binnen, naar leer, naar dikke sigaren of naar chanel uit 1940. Een auto die off the road wordt genoemd maar waar men nog niet mee de berm in durft te rijden. 

Plek zat op het parkeerterrein, maar deze dikke auto stond naast alle vakken geparkeerd vlak voor de entree. Frans kenteken. Maar gezien deze gelikte auto nog geen deukje had en zo asociaal geparkeerd stond moest het wel van Nederlanders zijn. Dat zijn van die lui die hier een 'maison' (nee geen huis dat klinkt niet deftig genoeg) hebben die ze ooit voor een appel en een ei hebben gekocht en het volledig hebben laten verbouwen. Met de nadruk op laten. Maar dan beweren alles zelf te hebben gedaan. Eerder was het hun maison de vacances (geen zomerhuis, laat dat duidelijk zijn) maar nu ze met retraite zijn is het hun résidence principale geworden en hebben ze nog een appartement in Amsterdam of een kleine villa in het Gooi. 

Dat was mijn eerste indruk (ik kan nooit één indruk hebben, het wordt altijd een hele waslijst). We gingen (m'n moeder, m'n Fransoos en ik) naar binnen omdat we een lampenkap zochten voor de babykamer.
Bij de entree was een grote boog gemaakt met rode en witte ballonnen ter ere van het zoveel jarig bestaan van de winkel. 
'Wie ze het eerste vind!'. 
We liepen langs alle plastic meubels op zoek naar de Nederlanders. 
Eenmaal bij de koelkasten zeiden we met z'n drieën: 'Dat zijn ze'. 
Zij had een camel kleur (geen bruin!) stoffen lange jas aan waar nog geen pluisje aan zat (ik heb dan altijd zin om één van mijn katten erin te gooien), zwarte nette broek, zwarte hakschoenen, lederen zwarte handschoentjes, een lam lederen handtas met zilveren hengsels, in een boblijn geknipte grijse coupe, een te donkere tint foundation op haar rimpelige gezicht en knalrode lippen. 
Hij, een zwarte stoffen jas tot op de heupen, een ribstof taupe (geen bruin!) kleurige broek, een rode trui met een dikke pens eronder en een bril met dikke glazen en iets op z'n hoofd wat leek op een marmot die net door de gril van hun Volvo was gevlogen. 
Ze stonden met een verkoper bij een kookplaat te kijken. 
Een verkoper met een puisterig gezicht en snot aan z'n mouw. Hij zag er zo nietig uit bij die twee imposante figuren, ik vond het gewoon zielig. 
Met zware toon en luide stem spraken ze hem toe in bar slecht Frans met een gigantisch Nederlands accent. 

Ik ergerde me dood en besloot het rondje in de winkel af te maken en terug te gaan naar de afdeling waar we voor waren gekomen; de lampenkappen. 
Lampenkappen met prinsessenjurken, vorken, plastic uiteraard, metaal...maar ik wilde gewoon een frambozen roze kapje van een paar euro. Dus waren we al snel klaar.
We liepen richting de uitgang toen een groot wit gevaarte mijn aandacht trok. 
De Nederlander had een matras in z'n armen.

We liepen naar buiten en het regende flink.
Toen we eenmaal in de auto zaten en de parkeerplaats afreden kwam de vrouw na afgerekend te hebben naar buiten. Op de rotonde zei ik 'wacht; rij nog een rondje even kijken of het inderdaad hun auto is'. Mijn Fransoos draaide nog een rondje en besloot de auto even aan de kant te zetten met de gevaren lichten aan gezien we even wilde genieten van het moment dat deze twee het matras in de auto zouden moeten proppen met dit zeikweer. De vrouw rende op haar hakken richting de Volvo (zie je wel) terwijl de man binnen wachtte met het matras. 'Nou dat is toch wel lief... dat ze gewoon door de regen gaat om eerst de achterklep voor hem open te doen' zei m'n moeder. Maar niets bleek minder waar. Ze gooide de passagiersdeur open, ging zitten en klapte snel het zonnescherm naar beneden om te kijken hoe haar Mondriaan gezicht eruit zag. De poederdoos werd uit de tas gehaald en ze zat met een kwast ter grootte van een plumeau haar gezicht te poederen.
Haar man moest het dus maar uitzoeken.

Haar man liep met het matras in de lengte voor zich richting de schuifdeuren van de winkel maar raakte met de bovenkant van het matras de boog met ballonnen. Het hele gevaarte viel om tegen de schuifdeuren aan en hij lag, met marmot en al, met z'n pens op het matras op de grond tussen de ballonnen.

Schater lachend zaten we met z'n drieën in de auto en we besloten verder te rijden op zoek naar een andere winkel voor het lampenkapje.
Mevrouw had niets door en ging vrolijk verder met het stiften van haar lippen, terwijl wij nog door de achterruit keken en zagen hoe de man door een paar puisterige But medewerkers verkreukt en wel overeind werd geholpen.
Hij streek met zijn handen langs zijn  jas en taupekleurige broek, rechtte zijn rug en aaide zijn marmot.
En wij reden met tranen over onze wangen verder...



donderdag 5 november 2015

Zorgevol

Terwijl ik over mijn buik aai om mijn dochter koest te houden die mijn ribben niet met rust laat en aan een plastic stoel vastplak bij het belastingkantoor komt er een vrouw binnen met een kinderwagen. Een klein meisje van ongeveer anderhalf jaar oud staart mij met grote bruine ogen aan. Aandoenlijk. Ze zit wat te spelen met een boekje en ik kijk vermaakt toe. Ze eet een chocolaatje en heel haar mond zit eronder. Haar moeder pakt een zakdoekje en veegt alles schoon.

Een andere man komt binnen. Hij duwt een rolstoel. In de rolstoel zit zijn zoon van ongeveer tien jaar oud. Hij hangt scheef, zijn ene arm zwiept ongecontroleerd in het rond en zijn mond staat half open.
Je ziet iedereen naar ze kijken. Ik ook. Praten kan die niet. Alleen maar harde geluiden maken die enorm afschrikken. Zijn vader heeft een pet in zijn hand en de jongen wijst ernaar en krijst. De enige manier voor hem om duidelijk te maken dat hij iets wil. Door de opwinding druipt er kwijl langs zijn mond op zijn borst. Zijn vader pakt een zakdoek en probeert de sporen weg te vegen.

Eenmaal thuis doe ik mijn dagelijkse dingetjes en in de avond lig ik lekker ontspannen op de bank. Op dat moment ben ik 27 weken zwanger. Uit het niets voel ik ineens iets. Bloed. Veel bloed. En ik krijg enorme scheuten in mijn rug en onderbuik. Ik ren naar de slaapkamer en maak m'n vriend wakker. 'Het is niet goed we moeten naar het ziekenhuis'. Het is 11 uur in de avond en we rijden richting het ziekenhuis. Ik maak me ernstige zorgen en kan m'n emoties niet bedwingen. Eenmaal op de eerste hulp moet mijn vriend buiten het ziekenhuis blijven. "Moi Hollandais. Pas comprendre Francais" was wat ik bedacht om mijn vriend mee naar binnen te krijgen. Het trucje werkte. Eenmaal op de maternité afdeling moest ik alleen mee voor allerlei onderzoeken en ik werd aan een monitoring gelegd. Mijn vriend wachtte in een piepklein wachtkamertje en niemand die hem op de hoogte bracht. Na drie kwartier vroeg ik of ze hem alsjeblieft konden ophalen. Hij kwam met een lijkwit gezicht binnen en van alles was door z'n hoofd gegaan in het claustrofobische wachtkamertje. De baby zou immers maar een klein kansje hebben om te overleven als ze geboren zou worden en in Autun had ze het zeker niet gered.
Gelukkig bleek alles oké en ze konden geen verklaring vinden voor mijn pijn en bloedverlies.
Op een controle echo bleek wel dat ik een zeer bewegelijke dame in mijn buik had en die wat groter is dan gemiddeld. Misschien dat dat het was. In combinatie met te weinig rust.
We zullen het nooit weten.

Afgelopen weekend lag ik weer op de eerste hulp na bezoek aan de verloskundige omdat het al een paar dagen niet goed ging. Infuus erin, bloed afgenomen uit m'n slagader waarbij mijn moeder zowat flauwviel in plaats van ikzelf en uren wachten. Vriendlief stond ook ineens op de eerste hulp weer vol met zorgen. En weer kwam er weinig uit behalve dat mijn zuurstofgehalte niet denderend is, dat ik een groot kind draag en dat ik waarschijnlijk te weinig rust.
Ik was nu 35 weken zwanger en was er rustiger onder dan de vorige keer gezien ik wist dat de kans op overleven veel groter was.

Ik denk terug aan de kinderen bij het belastingkantoor en dan vooral aan de ouders.
Sinds mijn 27 weken is mijn zwangerschap geen moment meer hetzelfde geweest. Je leeft immers meer in angst. Je weet dat zonder enige aanleiding of aanwijzing iets kan gebeuren. Net als met alles in het leven natuurlijk maar normaal sta je er niet zo bij stil.
En je weet pas hoeveel je van iets houdt als je het dreigt kwijt te raken. Zelfs al heb je je kindje nog nooit gezien, je houdt er al van. Iets wat ik voordat ik zwanger was me niet kon voorstellen. Nu besef ik wat voor pijn het moet doen om een miskraam te krijgen en hoe gevoelloos en egoïstisch je moet zijn om een gezond kind te aborteren.
Want wat je ook voor kindje krijgt of op wat voor moment... je mag zo gezegend zijn dàt je een kindje op de wereld kan en mag zetten, dat is lang niet altijd zo vanzelfsprekend.